(Als U dit interessant vindt, wilt U misschien meer lezen over enge politici. Zie daarvoor de keuzes hierboven. Succes.)
ILLUMINATUS REX - Joris Demmink
door Pim van Kesteren
(Artikel eerder verschenen in Politieke Berichten 2008 maar herzien)
Bij de zogenaamde sexuele revolutie van de jaren zestig wilden progressieve groepen in de samenleving dat er een einde kwam aan de strikte moraal die de overheid oplegde aan de omgang tussen volwassenen. Diverse liberale wetten zorgden daarna voor meer sexuele vrijheid. Voor kinderen bleken daar echter duidelijke schaduwzijden aan te zitten, zodat de wet aangepast werd. Waarschijnlijk zorgt deze wetswijziging voor de al of niet opzettelijke verwarring bij de vraag, of de voormalige secretaris-generaal van Justitie Joris Demmink strafbaar is vanwege pedosexuele handelingen. Die vraag is des te relevant doordat Demmink als hoofd van Justitie maar ook als hoofd van de veiligheidsdiensten lange tijd een van de machtigste mannen van Nederland was.
De journalist Micha Kat heeft zich vastgebeten in de gang van zaken rond de heer Joris Demmink. In een radioprogramma bij Adam Curry van Arrow stelde de heer Kat dat Demmink, als secretaris-generaal de hoogste ambtenaar op het Ministerie van Justitie, zich herhaaldelijk schuldig gemaakt had aan sexueel misbruik van minderjarige jongens. Hem zou de hand boven het hoofd gehouden worden door de ministers van justitie Piet Hein Donner (van juli 2002 tot september 2006) en Ernst Hirsch Ballin (van 2006 tot oktober 2010). Micha Kat publiceerde op www.klokkeluideronline.nl ook een brief van Wicher Wedzinga, voormalige raadsheer van het Gerechtshof Leeuwarden. Deze stelde dat mevrouw Zeegers, uitbaatster van de SM-club Club Paradise in Breda, tegenover hem verklaard had dat de heer Demmink maar ook de ministers Donner en Hirsch Ballin haar club bezocht zouden hebben.
De heer Demmink werd eerder in verband gebracht met pedosexuele gedragingen. In 1994 werd zijn naam genoemd in een politieonderzoek naar misbruik van kinderen. Hij werd ook genoemd in het zogenaamde Rolodex-onderzoek naar kinderporno, dat plotseling door justitie stopgezet werd ondanks het vele bewijsmateriaal. Volgens NOS-Journalist Lex Runderkamp zou Demmink, die toen al bij justitie werkte, dit onderzoek gesaboteerd hebben. In 2003 berichtten de Gay Krant en Panorama dat Demmink sexuele contacten had met minderjarige jongens in Eindhoven en in Praag. Het NOS-journaal meldde dat Demmink toegegeven zou hebben, dat hij op jongens viel en niet altijd nauwkeurig naar de leeftijd keek. Zowel NOS, Gay Krant als Panorama werden door het ministerie van Justitie echter gedwongen te rectificeren en de beschuldigingen in te trekken.
De Telegraaf publiceerde echter in 2008 een verhaal waarin gesteld werd, dat de heer Demmink het slachtoffer is van een lastercampagne. De onderwereld zou met valse beschuldigingen het gezag van Nederland willen ondermijnen. Al eerder had het NRC Handelsblad gemeld, dat AIVD-onderzoek naar de heer Demmink geen strafbare feiten opgeleverd had. Het probleem hierbij is steeds, dat sex met kinderen niet direct strafbaar was in de jaren negentig. Theoretisch bestaat daarom de mogelijkheid dat het Ministerie van Justitie, de AIVD, de Telegraaf en het NRC gelijk hebben met de bewering dat Demmink niet schuldig is aan strafbare zaken, terwijl hij wel degelijk gedwongen sex had met jongens onder de 16 jaar.
Aan het eind van de vorige eeuw had Nederland namelijk een vrij liberale zedenwet. In de jaren zeventig en tachtig vond men in progressieve kringen dat de zedelijkheidswetgeving, die voor het laatst herzien was in 1911, min of meer achterhaald was. De Commissie Melai werd ingesteld, die in haar eindrapport in 1980 uitging van de wilsvrijheid van de burger. Het COC en de NVSH ijverden er voor om sex met jeugdigen te blijven verbieden, maar om niet te vervolgen als de jeugdige er zelf mee instemde.
Ter illustratie van het toenmalige gedachtegoed kan hier bijvoorbeeld nog fractievoorzitter Bram van der Lek van de inmiddels opgeheven PSP genoemd worden. Deze zei in 1975 tijdens een vraaggesprek met Hier en Nu dat vrijwillige sex tussen volwassenen en kinderen geen probleem was. Een PvdA-commissie met daarin Eric Jurgens, Aad Kosto en Cees Straver kwam nog in 1995 met een rapport waarin gepleit werd om ook kinderpornografie (vanaf 12 jaar) vrij te geven, tenzij er een klacht ingediend werd door het betrokken kind of vertegenwoordiger.
In 1991 loodste minister van justitie Hirsch Ballin de nieuwe zedenwet door de Tweede Kamer. Daarin stond de bepaling dat geslachtsgemeenschap met kinderen onder de 16 jaar strafbaar was, maar dat er alleen tot vervolging overgegaan werd na een klacht of aangifte door het kind zelf of door de Kinderbescherming. Eventueel zwanger geraakte tienermeisjes moesten namelijk hun kind samen met de vader kunnen opvoeden. Die vader moest dus niet automatisch voor vijf jaar de gevangenis in gaan. In de praktijk bleek echter dat het bij dergelijke minderjarige moeders vooral ging om Caraïbische vaders die binnen hun cultuur normaal niet in gezinsverband leven en toch niet voor hun kinderen zorgen.
Belangrijker nog: de eis van aangifte zette de deur wagenwijd open voor kindermisbruik. Kinderen zijn namelijk sterk beïnvloedbaar en bevinden zich in een zeer afhankelijke positie. Dat inzicht werd verspreid door mensen zoals professor Jacqueline de Savornin Lohman. Door hun inzet, maar ook door het bekend worden van het drama van Dutroux in 1996 en het Zandvoortse kinderpornoschandaal in 1998, werd het voor de politiek uiteindelijk duidelijk dat de nieuwe zedenwet een belangrijk nadeel had. Het kon namelijk zijn, dat kinderen onder de 16 jaar tegen hun zin sex hadden met volwassenen maar toch geen aangifte durfden te doen. In 2002 werd de eis van aangifte daarom uit de zedenwet gehaald. Vanaf dat moment bepaalt het Openbaar Ministerie of er opgetreden wordt tegen pedosexuelen.
Doordat sexuele omgang met kinderen tussen de 12 en 16 jaar min of meer gedoogd werd na 1991, was ons land een paradijs voor pedosexuelen geworden. Het is geen toeval dat het internationale pedofielennetwerk van Lothar G. opereerde vanuit Rotterdam. Eventuele pedosexuele handelingen van de heer Demmink waren in de periode tussen 1991 en 2002 niet strafbaar, als de jongens waar hij naar verluid mee omging, geen aangifte deden en als ook Kinderbescherming en dergelijke geen gerichte aangifte deden.
Op 14 oktober 2003 deed de minderjarige prostituee Frank L. echter wel aangifte tegen Demmink
vanwege sexueel misbruik in het verleden. Eventuele pedosexuele handelingen van hem werden daarmee wel vervolgbaar. Direct de volgende dag al dreigde de toenmalige justitieminister Donner de media met een proces, als deze de naam van de topambtenaar in het
openbaar zouden noemen. Donner had Demmink in 2002 benoemd tot secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie, enkele maanden nadat hij zelf tot minister benoemd was. Minister Donner benadrukte ook letterlijk dat het allemaal leugens waren en dat er zelfs
geen spoor van rook was, laat staan van vuur. Een dag later trok Frank L. zijn aangifte weer in.
Op 2 april 2007 deed ook de Turkse zakenman Hüseyin Baybaşin vanuit de gevangenis aangifte tegen Demmink vanwege sexueel misbruik van kinderen in onder andere Turkije. Hij is in 2002 in hoger beroep door het hof in Den Bosch veroordeeld tot levenslang vanwege onder andere aanzetten tot moord (hoewel de veronderstelde moordenaar Y. Yavuztürk zelf vrijgesproken is door de Turkse rechter) en deelname aan een criminele organisatie. Zelf heeft de heer Baybaşin altijd alles ontkend. Hij beweert dat hij veroordeeld is omdat hij banden tussen de maffia en de Turkse overheid openbaar gemaakt heeft.
Volgens zijn advocaten Pieter Bakker Schut en Adèle van der Plas is Baybaşin ten onrechte veroordeeld op grond van afgetapte telefoongesprekken die vervalst zouden zijn. Op 9 augustus 2002 meldde de Volkskrant dat er inderdaad vreemde abrupte overgangen in de ruis/signaalverhouding in de afgetapte gesprekken zaten. Het leek alsof verschillende fragmenten elektronisch achter elkaar gezet waren. De Israëliër Mayer, met wie Baybaşin de telefoongesprekken gevoerd zou hebben, ontkende ook dat er gesproken zou zijn over aanzetten tot moord. Volgens Baybaşin en zijn advocaten wist de Turkse overheid van pedoseksuele handelingen van Demmink in Turkije, onder andere op een feest in Bodrum. Zij zou dat gebruikt hebben om Nederland te chanteren en aan te zetten tot veroordeling en monddood maken van de heer Baybaşin. Onder andere het Turkse Anadolu Nieuws en Aydinlik publiceerden in 2006 verschillende artikelen over deze chantage.
Na Frank L. hebben ook anderen aangifte gedaan tegen Demmink vanwege verkrachting van minderjarige jongens. Steeds weer werden de aangiften binnen enkele dagen echter weer ingetrokken, waarschijnlijk onder druk van justitie. Zonder aangifte kan er geen vervolging plaatsvinden voor strafbare zaken van voor 2002, wat blijkbaar de bedoeling is.
Een griezelig detail is ook dat de heer Mosterd, chauffeur van de BMW-dienstauto van Demmink, in 2004 plotseling overleden bleek te zijn. Hij zou er getuige van zijn geweest dat de heer Demmink in het Anna Frankplantsoen in Eindhoven jongens oppikte voor sexuele handelingen. Op het internet is geen enkele verwijzing naar zijn leven of dood meer te vinden.
Het centrale probleem bij alle aantijgingen en onderzoeken is dat het Openbaar Ministerie een strikte bevelstructuur kent, waarin ieder alleen verantwoordelijkheid dient af te leggen aan zijn directe leidinggevende. Een dergelijke structuur is vrij uitzonderlijk. De organisaties bij overheid en bedrijfsleven zijn over het algemeen namelijk meer gericht op samenwerking. De strikte bevelstructuur is ingevoerd tijdens de reorganisatie van justitie door de toenmalige minister Winnie Sorgdrager, die haar departement beter wilde "aansturen". Deze structuur zorgt er in theorie echter voor, dat men zich in de top gemakkelijk kan overgeven aan corruptie, op dezelfde manier als bijvoorbeeld in het voormalige Oostblok. De bevelstructuur maakt het voor ondergeschikten namelijk lastig een aanklacht te beginnen tegen hun leiding. De heer Demmink is op het Ministerie van Justitie secretaris-generaal van de officieren van justitie, met alleen de minister boven zich.
De behandeling van de heer Demmink staat in ieder geval in schril contrast met die van andere pedosexuelen. Het lijkt er sterk op dat hem door justitie inderdaad de hand boven het hoofd gehouden wordt. Hij is immers met pensioen en zijn daden waren officieel niet strafbaar in de negentiger jaren. Men kan zich dan echter afvragen, wat Justitie allemaal nog meer verborgen houdt. Voor het vertrouwen in de Nederlandse rechtstaat moet er daarom hoe dan ook openheid van zaken komen bij alle aantijgingen aan het adres van Justitie, inclusief die rond de heer Demmink.
Epiloog
Het bovenstaande schreef ik in 2008. Er is alleen maar nog meer boven water gekomen rond Joris Demmink. Meer informatie vindt U op:
Verder heeft de zaak Demmink nog meer internationale aandacht gekregen. Russische, Turkse en Amerikaanse media hebben vol verbazing rapportages gemaakt over het gebrek aan Nederlandse openheid rond de zaak. In oktober 2012 vond er in de Verenigde Staten ook een hoorziting van het Helsinki Comittee for Human Rights over handel in kinderen plaats, waarbij de heer Demmink ter sprake komt. Hieronder volgt resolutie 838 van de heer Smith voor het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden.
Ook in Nederland blijft de kwestie spelen. Joris Demmink werd nota bene na zijn pensionering uitgenodigd om vanaf 24 oktober 2012 lid te worden van het Nederlands Helsinki Comittee. Voorzitter Ian de Jong noemde hem een onkreukbare topambtenaar maar in januari 2015 bleek Demmink toch weer te zijn verdwenen van de lijst van leden van het comittee. Bijgevoegd volgt verder de brief van 1 mei 2014 van de voormalige gevangenisdirecteuren Van Huet en Molenkamp aan de Tweede Kamer over de heer Demmink.
Nogmaals, realiseert U zich goed dat Joris Demmink tussen 2002 en 2012 als hoofd van justitie en veiligheidsdiensten vrijwel de machtigste man van Nederland was. En vraagt U zich maar eens serieus af hoe dit alles in vredesnaam mogelijk is in Nederland.
================================================================================================
________________________
(Original Signature of Member)
112TH CONGRESS
2D SESSION
Expressing the sense of the House of Representatives that the Secretary of State should seek to amend Article 22 of the Statute of the International Court of Justice to move the seat of the Court from the Netherlands.
IN THE HOUSE OF REPRESENTATIVES
Mr. SMITH of New Jersey submitted the following resolution; which was referred to the Committee on _________________________
RESOLUTION
Expressing the sense of the House of Representatives that the Secretary of' State should seek to amend Article 22 of the Statute of the International Court of Justice to move the seat of the Court from the Netherlands.
Whereas according to the International Labor Organization, nearly 21,000,000 men, women, and children are enslaved in human trafficking worldwide at any given time, including 4,500,000 in sexual exploitation;
Whereas the majority of trafficking victims are enslaved in countries with laws in statute prohibiting human trafficking;
Whereas the rule of law, or fair implementation of the law over all to whom the law applies, is essential to securing justice for victims of human trafficking;
Whereas no government official should be above application of and adherence to the rule of law, including laws prohibiting human trafficking;
Whereas government officials who benefit from or otherwise participate in human trafficking are obstacles to rescuing victims and prosecuting traffickers pursuant to the law;
Whereas Joris Demmink, the Secretary General of the Ministry of Justice in the Netherlands from 2002 to 2012 and the Director General for International Affairs and Immigration in the Netherlands from 1993 to 2002, has been accused by Mr. Osman of rape in Edirne, Turkey, in or about 1997 when Mr. Osman was 14 years old;
Whereas Mr. Demmink, has been accused by Mr. Mustafa of rape in Istanbul, Turkey, in or about 1995, when Mr. Mustafa was 12 or 13 years old;
Whereas Mr. Demmink has been accused by Mr. Yasin of rape in Bodrum, Turkey, in or about 1995, when Mr. Yasin was an adolescent;
Whereas Korkmaz N. Menzir, Chief of the Istanbul Police Department in the 19908 and former Minister of Transport, affirms that Mr. Demmink visited Turkey numerous times between 1995 and 2000 using a variety of aliases on official and private visits to conduct research on his work responsibilities related to Turkey;
Whereas Officer Mehmet Korkmaz, a Turkish police officer in Istanbul from 1995 to 1997, has stated that he was responsible for Mr. Demmink's security on three of Mr. Demmink's alleged visits, and that he brought Mustafa, at that time a street child, as well as other children to Mr. Demmink for Mr. Demmink to sexually abuse;
Whereas Turkish security officer Hüseyin Celebi reported to Chief of the General Staff; the Chief of Police, the Attorney-General of the Supreme Council and the Ministry of Justice in Turkey in January 2007 that Mr. Demmink visited Turkey every year between 1995 and 2003, using aliases and attempting to hide his presence in Turkey;
Whereas a participant at the March 1998 K4 Committee meeting in Ankara, Turkey, has come forward to affirm that Mr. Demmink was also present at the meeting in Turkey in 1998;
Whereas a participant at the July 1996 INTERPOL meeting in Antalya, Turkey, has come forward to affirm that Mr. Demmink was also present at the meeting. in Turkey in 1996;
Whereas Mr. Demmink has officially denied ever visiting Turkey in the 1990s;
Whereas Mr. Demmink's travel records from 1997 to 2000 were allegedly destroyed, according to the Dutch Ministry of the Interior and Kingdom Relations, Directorate-General for Immigration Affairs;
Whereas in an October 3, 2012, letter from the Minister of Security and Justice, I.W. Opstelten, to the House of Representatives of the States General of the Netherlands, Opstelten indicates that the Netherlands has repeatedly decided against a formal investigation into the allegations against Mr. Demmink;
Whereas without the authority of a formal investigation, the prosecutors lack powers for adequate research or travel to Turkey to interview victims and witnesses;
Whereas the Netherlands has not interviewed alleged victims Mr. Mustafa and Mr. Yasin;
Whereas the Netherlands dismissed the statement of Mr. Osman without explanation or opportunity for the alleged victim to clarify his statement;
Whereas the .Netherlands has not interviewed any of the five additional government or former government witnesses;
Whereas Mr. Mustafa and Mr. Osman have pursued every legal option available to secure justice in the Netherlands;
Whereas Mr. Mustafa and Mr. Osman have reported threats against their lives and safety and that of their families in Turkey;
Whereas Mr. Mustafa and Mr. Osman have gone into hiding in order to protect their safety while they seek redress through the justice systems of the Netherlands and Turkey;
Whereas Mr. Osman was reportedly beaten and suffered broken facial bones after leaving an attorney's office in Turkey in November 2012;
Whereas Mr. Demmink's position as the Secretary General of the Ministry of Justice from 2002 to 2012, during the time the alleged victims have been pursuing an investigation and criminal charges in the Dutch courts creates a heightened duty for the Netherlands to thoroughly investigate the charges and avoid the appearance that Mr. Demmink is above the rule of law or is otherwise obstructing justice by virtue of his position;
Whereas the United States Department of State Trafficking in Persons Report for 2012 indicates that, although the law in the Netherlands prescribes maximum sentences ranging from 8 to 18 years imprisonment for individuals convicted of human trafficking, convicted traffickers on average receive a sentence of less than two years in jail, and typically serve little more than 1 year of the sentence in jail;
Whereas the Dutch State Secretary of Justice, Fred Teeven, a lead prosecutor in a child sex trafficking investigation in 1998 which implicated high-ranking representatives of the Dutch government, stated under oath in a closed court hearing in the District Court of the Hague in the case of Paul H./OM (09/754023-06) that the 1998 child sex trafficking investigation was blocked and that it has never led to the prosecution of the suspects because of certain contra-actions;
Whereas the international community in 1946 designated The Hague, Netherlands, as the seat of the International Court of Justice;
Whereas the International Court of Justice is the principal judicial organ of the United Nations to promote the rule of law between nations;
Whereas the inexplicable refusal. of the Netherlands to formally investigate the serious allegations against the former Secretary General of the Ministry of Justice, Mr. Demmink, brings into question the rule of law in the Netherlands; and
Whereas the credibility of the International Court of Justice is undermined by its current location in The Hague, Netherlands: Now, therefore, be it
Resolved, That it is the sense of the House of Representatives that the Secretary of State should take the appropriate steps in the United Nations to amend Article 22 of the Statute of the International Court of Justice to move the seat of the court from the Netherlands to a more appropriate venue.
================================================================================================
J.F. van Huet B. Molenkamp
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
De Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie
De kwestie Demmink
1 mei 2014
Hoogedelgestrenge dames en heren,
Al geruime tijd verschijnen er in de media berichten over vermeend seksueel misbruik van minderjarige jongens door de heer Demmink, die tot eind 2012 Secretaris-Generaal was op het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Als gevangenisdirecteur werden wij al in de jaren '90 op het Ministerie van Justitie geconfronteerd met hardnekkige geruchten over seksueel misbruik van minderjarige jongens door de heer Demmink. Tot op heden is er nooit een diepgaand onderzoek ingesteld naar de waarheid in deze kwestie. hetgeen ons niet alleen verwondert maar ons ook ernstig verontrust. Immers, de heer Demmink is in 2002 benoemd in de meest invloedrijke functie van ons rechtssysteem. Een functie die grote invloed heeft op onder meer het Openbaar Ministerîe en de Politie, maar ook op de Rechterlijke Organisatie. Daarnaast is deze functie het scharnierpunt tussen de ambtelijke organisatie en de politiek. Dit laatste betekent dat alle informatie van Minister en Staatssecretaris aan de Kamer via de Secretaris-Generaal wordt verstrekt.
Meerdere malen zijn er vanuit uw Kamer vragen gesteld aan de diverse bewindslieden in deze kwestie. Even zo vele malen leidde dit tot geruststellende antwoorden dat er niets aan de hand was en is. Het was echter informatie over een kwestie waarbij de toenmalige Secretaris-Generaal de herr Demmink zelf belanghebbende was. De beantwoording van uw Kamervragen kreeg zodoende in onze ogen een hoog gehalte van 'de slager die zijn eigen vlees keurt'.
Onze verwondering en verontrusting betreffen een aantal zaken. Allereerst hoe is het mogelijk dat er een kandidaat benoemd kan worden op de meest invloedrijke functie van ons rechtssysteem waarvan bekend hoorde te zijn dat zijn 'levenswandel' niet boven alle twijfel was verheven. Het toenmalige BVD veiligheidsonderzoek heeft op formele wijze getoetst of er bezwaren war!'!n tegen een benoeming van de heer Demmink. Het blijft voor ons onbegrijpelijk dat er desondanks een benoeming van de heer Demmink volgde door de toenmalige Minister van Justitie. Onbegrijpelijk omdat er naar onze informatie ook adviezen waren die een dergelijke benoeming ontraadden.
Het carrièreverloop van de heer Demmink is ook opmerkelijk te noemen. Vanaf 1982 tot 2012 is de heer Demmink tweemaal tot Directeur-Generaal en vervolgens in 2002 tot Secretaris-Generaal van Justitie benoemd. Het is hoogst ongebruikelijk in de Rijksdienst dat ambtelijke topfuncties als Directeur-Generaal en Secretaris-Generaal gedurende een paar decennia op één en hetzelfde departement kunnen worden vervuld. Daarnaast werd in 1996 de hele bestuursraad van het Ministerie van Justitie heengezonden met uitzondering van de heer Demmink.
Een ander opmerkelijk fenomeen was het feit dat ieder onderzoek op onverklaarbare wijze stuk liep. Dit klemt eens te meer omdat iedere ambtenaar die verdacht wordt van seksueel misbruik, geschorst wordt in zijn functie hangende het strafrechtelijk onderzoek wat ten aanzien van hem wordt opgestart.
De veelheid aan verdenkingen uit diverse en uiteenlopende hoeken maken duidelijk dat er geen sprake meer kan zijn van een enkele verdachtmaking. Dat rechtvaardigt in elk geval een gedegen onderzoek.
Naast het gegeven dat de verdenking van seksueel misbruik om strafrechtelijke aandacht vraagt, is er ook een component dat om politieke aandacht vraagt. Het is vooral dit laatste onderdeel waarom wij ons tot uw Kamer richten met het verzoek om via een parlementaire enquête, eventueel voorafgegaan door een parlementair onderzoek, vast te stellen wat er in deze kwestie is gebeurd. Deze kwestie ondermijnt het vertrouwen van de burger in de Nederlandse Rechtsstaat.
Ondanks het feit dat ons rechtssysteem wel een voorziening heeft voor misbruik door politieke ambtsdragers, is er een onvoldoende voorziening voor mogelijk misbruik door de hoogste ambtelijke gezagsdrager van ons rechtssysteem. Het heeft er alle schijn van dat in deze kwestie de 'scheiding der machten' onvoldoende heeft gefunctioneerd.
Gelet op het vorenstaande verzoeken wij u om als Kamer uw controlerende verantwoordelijkheid te nemen om deze kwestie via een parlementaire enquête tot klaarheid te brengen.
Wij dringen er bij u op aan om te bewerkstelligen dat er opheldering komt over:
a. wat bij de bewindslieden en de ambtelijke top van het Ministerie van Justitie vanaf begin negentiger jaren van de vorige eeuw bekend was over vermeende strafrechtelijk verwijtbare seksuele handelingen van de heer Demmink waarover de media nu berichten;
b. de besluitvorming bij de handhaving In 1996 van de heer Demmink als Directeur-Generaal en de achtergronden daarvan;
c. de besluitvorming bij de benoeming van de heer Demmink tot SecretarisGeneraal in 2002 en de achtergronden daarvan.
Met de meeste hoogachting,
J.F. van Huet B. Molenkamp
pas
Pedofielen, pedoseksuelen en andere afwijkenden in belangrijke posities zijn makkelijk in toom te houden.